Het raadsel van de bijnaam de Kiep
Door: Peter Roosenboom
Mijn opa Peter Johannes Roosenboom, geboren in 1889 in Gennep en overleden in 1958 in Mook, stond in Gennep en later ook in Mook bekend als Piet de Kiep. Toen ik een tijd verkering had bij de familie Noy in Gennep werd ik daar ook toegesproken als Kiepke. Ook daar wist niemand waar de bijnaam op sloeg. Misschien had het iets te maken met kippen, want kiep is Genneps (Kleverlands) dialect voor kip. Toch vreemd dat het dan de Kiep was. Maar we kwamen er niet uit. Mijn vader opperde eens dat we mischien een voorouder hadden die kippen hield en kiep, kiep, kiep riep als hij de kippen voerde. Zou kunnen, maar een bevredigende verklaring was het niet. In een van de boeken van Wiel van Dinther, een van de geschiedschrijvers van Gennep, stond wel vermeld dat Johanna Roosenboom, de tweede vrouw van mijn betovergrootvader Wilhelmus Roosenboom, de Kiepin werd genoemd, wat er wel op wijst dat haar man Wilhelmus ook de Kiep genoemd werd.
Riek Roosenboom, Hendrika Jacoba, (Gennep, 1923-2025) een verre verwant wist me te vertellen dat mijn overgrootvader Willem Roosenboom, schusterkiepke genoemd werd. Hij was schoenmaker en schoenmakers werden in Gennep toen schuster genoemd, op zijn Duits. Ze wist ook niet waarom hij de Kiep werd genoemd. Zij was niet van de tak die de Kiep genoemd werd. Dat wist ze wel.
De neef van mijn vader, Frits Roosenboom van de Nijmeegseweg werd ook de Kiep genoemd.
Het bleef me een raadsel tot onlangs Jos Kaldenbach een lezing gaf bij NGV-afdeling Kempen- en Peelland over Zoeken naar voorouders in Duitsland. Hij vertelde dat de marskramers en handelaars die uit Duitsland naar Nederland kwamen lopen hun handelswaar op hun rug droegen in een soort mand of kist met laadjes of vakken en deurtjes. En die kist werd kiep genoemd. Dat leek me een aardige nieuwe hypothese om te gaan onderzoeken.
Kiep als draagmand of draagkist van een marskramer bleek op Wikipedia uitvoerig behandeld te worden: zie Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kiepkerel. Kiep is een nedersaksisch woord voor draagmand of hengselmand. Het Duitse begrip Kiepkerl slaat op marskramers die hun handel op hun rug droegen in een hoge mand of kist. Ze reisden ook vaak naar Nederland, sommigen vestigden zich hier ook: Vroom en Dreesmann en C & A Brenninkmeier zijn bekende voorbeelden. Die kwamen uit Westfalen uit de richting van Münster en Osnabrück. Dat is ver van Gennep. Maar in Rees bij Kalkar in het Rijnland staat nog een standbeeld van een Kiepkerl: de Kiepenkerl. En nog dichterbij in Kevelaer staat ook een standbeeld van een Kiepenkerl, in dit geval van Hendrick Busmann, de kramer die de eerste Mariakapel bouwde in Kevelaer, waardoor Kevelaer uitgroeide tot een belangrijk bedevaartsoord. Dus het Rijnland kende dit beroep en de draagmand met de naam kiep ook. En daar werd net als in Gennep het Kleverlandse Nederlandstalige dialect gesproken. Het is dus aannemenlijk dat het begrip Kiep voor zo'n draagmand ook in Gennep bekend was.
De volgende stap was na tegaan of er reizende kooplieden onder mijn voorouders en wel vooral in mijn eigen tak voorkwamen. En inderdaad Wolterus Roosenboom, geboren 30 augustus 1783 in Cranenburg en overleden 2 februari 1868 in Gennep, gehuwd met Theodora Noy, was in 1855 en 1862 geregistreerd als kramer. Mijn betovergrootvader Wilhelmus Roosenboom is een van zijn zonen. Broer Lodewijk is de vader van Joanna Roosenboom, de tweede echtgenote ven Wilhelmus.
Wolterus was nog geboren in Cranenburg in 1783 en verhuisde met zijn ouders Theodorus Roosenboom en Petronella Duijts naar Gennep tussen 1783 en 1786 (zie hier). Mogelijk omdat zijn moeder Petronella stadsvroedvrouw werd in Gennep.
Wolterus oefende meerdere beroepen uit. Hij was kleermaker, dagloner en brievenpost. In 1841 werd geregistreerd dat hij dagloner was, hij was toen 57 jaar oud. In 1855 komt hij in de akten voor als kramer en in 1862 ook. Hij is dan respectievelijk 71 en 78 jaar oud. Als kramer zijn roeping was, heeft hem maar laat gevonden en zeker lang volgehouden.
Is het raadsel nu opgelost? Het is aannemelijk, maar niet zeker. Het is duidelijk een aannemelijkere verklaring dan de relatie met de kippen. Het is nu eenmaal zo dat je met de reconstructie van de familiegeschiedenis buiten de officieel geregistreerde feiten niet zoveel met zekerheid kunt vaststellen.